Ik ademde in wat zij nooit zeiden
en noemde het zuurstof.
Schoon. Leeg.
Vrij van wortels
en van groei.
Ik groef me los uit hun dromen
tot mijn handen niets meer vasthielden.
Ik leek op niemand,
En niemand keek terug.
Als ik eindelijk durf te zitten,
fluistert de wind:
je bent alles wat je vreesde,
maar zij verdronken tenminste samen.