Het dorp dat mij baarde
had aarde onder de nagels
en stilte tussen de muren.
De wind kende er mijn naam,
voor ik zelf woorden had.
Ik groeide tussen mensen
die niet veel zeiden,
maar alles wisten.
Hun blikken waren vol geschiedenis,
hun handen spraken van werk
en verlies.
De dagen kwamen traag
en vertrokken zonder haast.
Er was geen tijd te veel
en toch altijd genoeg
om te leven zoals men leefde.
Het dorp dat mij baarde
droeg me zonder vragen,
leerde me luisteren naar het gras,
dat groeit zonder te roepen.
Daar leerde ik,
dat wortels niet schreeuwen,
maar vasthouden.
En ook al ben ik weggegaan,
de geur van het verleden
blijft me volgen,
zoals een oude stem,
die ik nooit zal vergeten.