Ik strekte mijn arm uit
en dacht je aan te raken,
maar het waren mijn gedachten
die me deden geloven
dat je aanwezig was.
Je naam zweefde
ergens tussen herinnering en hoop,
in de stilte van de kamer
die nog steeds jouw adem lijkt te kennen.
Op dat moment
verruilde ik het geluk dat ik voelde
in voor het verdriet,
omdat ik besefte
dat ik
in de waan van mijn zijn
vergeten ben
dat jij er niet meer was.
Hoe vreemd het is
dat afwezigheid zo tastbaar kan zijn,
als een schaduw
die niet verdwijnt met het licht.
Ik blijf zoeken
in lege stoelen,
in zachte geuren,
in oude zinnen die je ooit zei
zonder te weten
hoe hard ze zouden blijven echoën.
En soms,
heel even,
is het alsof je weer dichtbij bent,
tot het besef komt
en de stilte weer zwaarder weegt
dan de herinnering dragen kan.