Ik zeil
de wijde,woordloze blauwte in,
waar horizon en herinn8
samensmelten tot één voortdurende
hunkering.
Het water stelt geen vragen-
het draagt
wat aan land
niet vast te houden is.
Elke golf een fluistering
van iets wat ik achterliet,
of iemand,
een naam die ik stil vorm
zodat de wind hem niet hoort.
Het zeil spant
zoals mijn borst
die meer wil dragen
dan alleen adem.
Meeuwen schreeuwen
alsof ze weten
hoe het voelt
om iets te missen
dat je nooit echt hebt gehad.
Ik zie de kust vervagen,
maar het is niet de afstand
die pijn doet
het is hoe de ziel reikt
terwijl het lichaam loslaat.
Ik zeil
niet om aan te komen,
maar om te drijven
naar de plek
waar jouw afwezigheid
het meest nabij is.