Ik loop over paden die al lang bestonden
voor ik bestond.
De aarde ademt traag hier,
zoals de mensen.
Niet luid,niet haastig,
maar vol gewicht van vroeger.
De heuvels fluisteren namen
die ik ken uit de mond van mijn grootmoeder.
Ze leven voort in zachte klanten,
in dialecten die verdwijnen
zoals mist over de Maas.
De lucht hangt zwaar in de zomer,
zoet van fruit en gemis.
Alsof zelfs het weer
zich herinnert wie vertrokken is
en wie nooit écht ging.
Kerkklokken slaan door dorpen
waar de tijd zich uitstrekt
als een middag in mei.
Men groet er nog met een knik,
en stilte is hier nooit leeg.
In elk veld,elke boomgaard
draagt het land een traan.
Niet van verdriet,
maar van weten dat niets blijft,
behalve dit:
de zachte drang om terug te keren.
Niet naar vroeger,
maar naar de plek
waar vroeger nog voelbaar is.
Zuid-Limburg,
ik draag je in mijn adem,
in het trage ritme van mijn hart.
Zuid-Limburg,
de streek waar mijn roots geworteld zijn.
Waar heuvels zacht golven onder een wijdse lucht,
en taal zingt als herinnering aan thuis.
Waar het land niet alleen aarde is,
maar verhalen draagt van generaties.
De geur van nat gras na regen,
de stilte van een holle weg,
de warmte van een keuken vol stemmen.
Ik ben geboren uit dit landschap,
niet alleen door bloed,
maar door alles wat mijn hart herkent
zonder dat ik het uitleggen hoef.
Zuid-Limburg,
jij leeft in mij,
zoals ik leef in jou.