De kiel snijdt door het water,
een lijn van schuim
achterlatend in onenigheid.
Geen land in zicht,
alleen de adem van de golven
die komen en gaan
als een woordeloos gebed.
De lucht draagt zout en stilte,
de horizon wiegt de zon
als een belofte die nooit nadert.
Meeuwen verdwijnen in het blauw,
alsof ze weten
waar de wereld ophoudt.
De wind is richting,
maar geen zekerheid.
En toch vaart het schip,
niet uit zekerheid,maar iit overgave.