Middernacht viel
als een deur die zacht dichtvalt
in een huis waar niemand meer spreekt.
De stilte zat op de rand van het bed,
zwaargewichtig en wakker.
Ik keek maar het plafond
alsof daar nog iets van jou hing,
een adem,
een laatste beweging
die vergat te verdwijnen.
De tijd bewoog,
maar ik bleef zitten,
alsof blijven iets kon redden.
Buiten ging de wereld verder
met zijn nachtlampen en ademende ramen.
Binnen was het leeg
op een manier die geen naam draagt.
Middernacht viel,
en ik wist:
je was er niet meer,
en dat was alles.