De lucht is zwaar van vallend blad,
een geur van vocht en aarde
sluipt tussen de bomen door.
De wind weeft patronen in het duister,
neemt herinneringen mee
die nergens meer thuishoren.
In het licht van een verre lantaarn
vallen schaduwen
als fluisterende stemmen
op koude stenen.
De nacht ademt langzaam,
alsof hij even wil blijven,
voor alles weer
stil wordt.