Jij,brandpunt van mijn zinderende gedachten,
ik draag je als een vlam in mijn binnenste mee.
Elke blik die je werpt,slaat vonken in mijn huid,
alsof je ogen weten waar mijn honger woont.
Mijn stem wil jouw naam roepen in de stilte,
niet zacht,maar rauw en zonder rem.
Ik wil geen afstand,geen ruimte
tussen adem en huid,
ik wil de storm zijn die je overrompelt.
Je afwezigheid drukt als een vuur op mijn borst,
geen koude nachten,alleen gloeiende leegte.
Mijn verlangen is geen fluistering,
het is een schreeuw die door muren brandt.
Aandacht van jou is geen wens,maar noodzaak,
zoals dorst geen luxe is in de woestijn.
Laat je handen spreken, laat je ziel verschijnen,
raak me niet per toeval,maar uit pure overgave.
Ik wacht niet stil, ik smeul,
ik roep zonder woorden.
Liefde van jou
is het vuur waarvoor ik besta.