De wind die mij terugbracht naar jou,
was geen storm,
geen razernij,
maar een zachte hand
die herinnerde
aan wie ik was
toen jij nog keek.
Ik liep verloren tussen dagen
zonder richting,
zonder stem,
tot iets in de lucht
jouw naam weer fluisterde
en ik begreep
waar ik thuishoorde.
Niet omdat ik zocht,
maar omdat jij nooit ophield
mij te roepen
in stilte.