In een Limburgs dorp begon haar stem,
zacht maar doordringend,
een meisje met woorden als wapens,
met stilte als fundament.
Ze schrijft over liefde
zoals een chirurg snijdt-
precies,pijnlijk,
zonder bang te zijn voor bloed.
Haar leven verweven met haar werk:
De vriendschap met Ischa,
de rouw om Hans,
de liefde als strijd en overgave.
In De Wetten zoek ze
maar zingeving,naar indentiteit,
zeven mannen,
zeven spiegels.
I.M. is geen boek,
het is een grafrede,
een liefdesverklaring
aan een man die blijft leven
in haar zinnen.
In Logboek van een onbarmhartig jaar
legt ze rouw op tafel
als een open wond-
en vraagt de lezer te kijken,
niet weg te draaien.
Fictie en autobiografie
smelten in haar stijl,
helder als glas,
breekbaar,maar snijdend scherp.
Palmen denkt in paradoxen:
vrijheid in gebondenheid,
intimiteit in afstand.
Geen concessies,
geen zoete eindes.
Alleen de waarheid
zoals zij die voelt,
zoals zij die leeft,
zoals zij die schrijft.